Drukkersteken "Motorfiets" op gelopen brief

Het zal bij de meeste leden wel bekend zijn dat ik, Nico Helling, regelmatig deelneem aan tentoonstellingen met mijn verzameling "De Motorfiets, zijn geschiedenis en de verschillende wijzen van gebruik". Begonnen in categorie 3 en langzaam opgeklommen naar Internationaal. Vergelijk het met wegrace: van Moto3 via Moto2 naar MotoGP en Inters. Steeds wordt er meer gevraagd van de verzameling. Niet alleen meer bladen, van 36 (3 kaders) naar 96 (8 kaders) maar ook meer gespreid materiaal. Gespreid in tijd, plaats, en soort. Dus niet alleen modern materiaal maar ook ouder, materiaal van over de hele wereld en laatst maar zeker niet het minst niet alleen postzegels maar ook boekjes, stempels, portvrijdom, poststukken, postwaardestukken en velranden. Die velranden kunnen behalve druktekens ook thematische afbeeldingen bevatten. Een van die afbeeldingen is het drukkersteken "motorfiets".

Op de Nederlandse vellen vinden we tussen 1920 en 1925(?) boven zegel 10 een zogenaamd drukkersteken. Aan dat teken kon worden afgeleid welke drukker verantwoordelijk was voor een bepaald vel (voor controle). In eerste instantie werden 50 verschillende tekens uitgegeven.

In 1922 kwamen daar 50 verschillende tekens bij.

Bij postzegels in meerkleurendruk zijn meerdere drukkerstekens aangebracht. Zoals in de beide lijsten te zien is zijn de tekens figuratief of abstract. Klaarblijkelijk was de motorfiets ook in 1922 al zo populair dat ook hiervan een, weliswaar gestileerd, teken in de lijst kwam. In de lijst van tekens zien we bij nummer 73 de gestileerde motorfiets.
Omdat het teken maar één keer per vel voorkomt (dus bij 1 op de 100 of 200 zegels) zijn ze zeldzaam. Op het blokje hieronder zien we een voorbeeld van drukkersteken nummer 73, op luchtpostzegel nummer 1 (NVPH) van Nederlands-Indië.

Ook de Nederlandse zegel nummer 111 (NVPH) is door deze drukker gedrukt:

Behalve door verzamelaars van velrandbijzonderheden zijn sommige zegels met drukkerstekens ook gezocht door thematische verzamelaars zoals ik. Voor meer info over de zegels met dit drukkersteken zie het artikel van Hans de Kloet in Nieuwsbrief 100 (juni 2012) getiteld "Nieuwe inzichten in oude gegevens".

Al jaren laat ik in mijn verzameling de zegel 111 zien bij onderdeel sport met als verklaring dat er weinig verschil was tussen motorfietsen gebruikt voor races op verharde (wegrace) en onverharde (cross) ondergrond.

Wel kreeg ik enkele keren van juryleden de raad om naast de Nederlandse zegel ook een van Nederlands-Indië te tonen. Dit zou blijk geven van filatelistische kennis.
De prijs van de Nederlands-Indië zegels met drukkersteken motorfiets is heel lang de reden geweest dat ik dit niet deed. Totdat ik enkele maanden terug een aanbieding zag van een brief vanuit Nederlands-Indië naar Nederland, met het gewilde drukkersteken!

Voor behoorlijk wat geld toch aangeschaft. Om de brief te gebruiken in de tentoonstelling moet het tarief verklaard worden. De Geuzendam catalogus geeft aan:

  • p. 337: port buitenland van 01-10-1926 tot14-06-1937: 12½ cent
  • p. 338: aantekenen van 01-05-1921 tot 01-10-1947: 20 cent
  • p. 339: luchtpost Nederland van 01-11-1928 tot 01-07-1930: 75 cent

De postzegel linksboven van 32½ cent is voldoende voor voldoen van porto en aantekenrecht. Maar de luchtpostzegels zijn veel meer dan de 75 cent, namelijk 2 gulden en 95 cent.

Op internet zoeken dan maar om het verschil in luchtposttarief te verklaren. Na lang zoeken kwam ik een artikel tegen van Cees Janssen, geplaatst op:
www.postzegelblog.nl/2015/08/13/de-eerste-luchtpostzegels-van-nederlandsch-indie

In dit artikel, hieronder in z'n geheel geplaatst met toestemming van de auteur, kwam mijn onthutsende verklaring. Afijn lees zelf en huiver.

De eerste luchtpostzegels van Nederlandsch Indië

Het vervoer van brieven en briefkaarten via de lucht kwam vanaf 1927 steeds meer in gebruik. Daarbij werd het vaststellen van luchtrecht voor het vervoer van de poststukken noodzakelijk om het postvervoer door de lucht te stimuleren. Dat gebeurde overal in de wereld en ook in Nederlandsch Indië werden vaste tarieven voor het luchtrecht bekend gemaakt.

Op 20 september 1928 werd een serie van vijf postzegels uitgegeven met opdruk als voorlopige luchtpostzegels terwijl een definitieve serie werd voorbereid. De Indische Postdienst had de volgende waarden voor het voldoen van het luchtrecht voor de diverse soorten poststukken ter beschikking gesteld van de postkantoren.

Voor binnenlandse vluchten, dus binnen het gebied van Nederlandsch Indië golden de volgende tarieven en rechten:

  • Briefkaart: 7½ cent met luchtrecht 10 cent.
  • Brief tot 20 gram: 12½ cent met luchtrecht 20 cent

Voor vluchten naar Nederland golden de volgende tarieven en rechten:

  • Briefkaart: 7½ cent met luchtrecht 40 cent
  • Brief tot 20 gram: 12½ cent met luchtrecht 75 cent
  • Brief zwaarder dan 20 gram tot 40 gram: 20 cent met luchtrecht 1½ gulden.

Voor aangetekende verzending werd het recht van 20 cent gerekend dat alleen met de normale frankeerzegels mocht worden voldaan.
Aangetekende brieven gefrankeerd met een complete serie luchtpostzegels ziet men vrij veel. Meestal zijn deze brieven als zodanig te herkennen als "maakwerk" en bestemd voor verzameldoeleinden. Zoals onderstaand afgebeelde brief die 12 gram woog.

  

De brief werd vanuit Tjibadak verzonden op 2 november 1928 naar Den Haag. Het port en aantekenrecht, 12½ cent plus 20 cent, was voldaan met de frankeerzegel van 32½ cent. De luchtpostzegel van 75 cent zou voldoende zijn geweest, maar de afzender koos voor een complete serie. De brief werd meegezonden met de zogenoemde eerste retourvlucht die op 6 november 1928 vertrok vanuit Bandoeng naar Batavia en van daaruit op 7 november 1928 naar Amsterdam.

Het KLM vliegtuig, een Fokker F.VIIb-3m met registratie H-NAEN, werd gevlogen door piloot Iwan Smirnoff en de lading post woog 293 kilogram.

Bij aankomst in Amsterdam op 16 november 1928 werden de poststukken gestempeld en van daaruit doorgezonden naar de diverse bestemmingen in Nederland. De envelop kwam in dit geval nog dezelfde dag in Den Haag aan.

Op het postkantoor in Den Haag werd nog een extra stempelafdruk aangebracht in rood-violette inkt dat het poststuk per luchtpost was aangebracht. Zo’n stempel wordt een propellerstempel genoemd vanwege de afbeelding van een vliegtuigpropeller met in het midden een achterzijde van een brief. De datum in het stempel kon worden gewijzigd. Het stempel was ontworpen door André van der Vossen.

Naast het postkantoor Den Haag Prinsestraat hadden de postkantoren te Amsterdam Centraal Station en Rotterdam Coolsingel ook een dergelijk propellerstempel ontvangen.

Deze stempels zijn echter niet lang gebruikt want half februari 1930 waren ze al buiten gebruik gesteld. Het was meer een reclamestempel dan een stempel met een bepaald doel: het kenbaar maken dat het poststuk inderdaad per vliegtuig was vervoerd. Er waren in Nederlandsch Indië veel meer poststukken aangeboden dan het aantal dat met deze vlucht mocht worden vervoerd, want het maximaal toegelaten gewicht bedroeg 305 kilogram. De poststukken die niet meer meekonden, een totaal gewicht van 252 kilogram, werden met het stoomschip "Patria" van de Rotterdamsche Lloyd naar Marseille vervoerd en vandaar verder naar Nederland. Het daardoor te veel betaalde luchtrecht werd door de Indische Postdienst terugbetaald aan de verzenders. De geadresseerden moesten dan wel de envelop of briefkaart als bewijs overleggen!

De briefkaart, correct gefrankeerd met 7½ cent en met luchtpostzegel van 40 cent, heeft geen afdruk van een aankomststempel en ook geen afdruk van het stempel ‘aangebracht’ en is waarschijnlijk vervoerd per schip naar Marseille. Als aankomstdatum is met potlood vermeld: 1 december 1928. Maar de kaart is niet ingeleverd, zou ik ook niet doen……. U wel?

13 augustus 2015, Cees Janssen

Na het lezen van het artikel bekroop mij een gevoel van onbehagen. Zou ik dan toch een kat in de zak hebben gekocht?

Eerst maar eens contact gezocht met de schrijver. Ik ken hem al enkele jaren als jurylid, weliswaar voor traditionele verzamelingen, die mij zou kunnen helpen in deze. Hij bevestigde mijn veronderstelling dat ook mijn brief een zogenaamde "maakwerk" brief is die eigenlijk niet in een tentoonstellingsverzameling zou horen.
Maar het gaat mij om het drukkersteken en niet of het tarief wel juist is. Zou ik met een aanvullende tekst onder de brief deze toch kunnen gebruiken?
Maximumkaarten, kaarten met een afbeelding en met een postzegel en een stempel op die afbeelding, moeten een maximale samenhang hebben, met dien verstande dat de afbeelding op de kaart niet hetzelfde mag zijn als de afbeelding van de postzegel. Kortweg de kaartafbeelding mag geen vergroting van de postzegel zijn.
Maar die heb ik wel in mijn verzameling met als reden dat op de "foutieve" getoonde kaart de motorfiets beter te zien is dan op de postzegel. Nooit commentaar op gehad. Ook niet bij expliciete vraag mijnerzijds.

Mijn plan is om zowel de Nederlands-Indië brief met drukkersteken als de losse Nederlandse zegel te tonen in Hoofdstuk 1, zo rond 1922, met als thematische tekst dat de motorfiets in die tijd zo populair was dat een drukker bij Firma Enschedé dit als zijn drukkersteken koos. Een filatelistische tekst met opmerking over overfrankering, de hele serie luchtpostzegels voor een verzamelaar in Nederland, en verwijzing naar het bijzondere drukkersteken op luchtpostzegels van 10 cent moet de aanwezigheid van de brief in de verzameling rechtvaardigen.

Dus uiteindelijk hoeft dit geen kat in de zak te zijn, maar is het een bijzondere aanwinst voor de (tentoonstellings)verzameling.

Nico Helling

PS: voor hen die meer willen weten over allerlei filatelistische wetenswaardigheden verwijs ik met plezier naar: www.postzegelblog.nl waar zeer veel interessante artikelen te vinden zijn.

 

Naar boven   -   Terug naar vorige pagina   -   Home