Continental Circus - deel 4: Late 50'er jaren
Inmiddels zijn we aangeland aan het eind van de 50'er jaren. In 1957 trokken de merken Gilera, Moto Guzzi en Mondial zich terug uit de GP-races, waardoor diverse coureurs met een totaal veranderde situatie werden geconfronteerd bij de start van het seizoen 1958. Sommige ex-fabrieks-rijders besloten te stoppen, maar er waren er ook enkele die teruggingen naar het bestaan als privé-rijder.

Zo waren het onder andere Geoff Duke en Keith Campbell als ex-kampioen, en Dicky Dale die daarmee ook hun reputatie op het spel zetten. Zij moesten vanaf nu met gelijkwaardig materiaal de strijd aangaan met de andere privé-rijders. Dit leverde wel mooie gevechten op waar het publiek van smulde, en het bleek uiteindelijk in de volgende jaren de redding te zijn van de twee belangrijkste GP-klassen.

Door de schaarste aan (ex-)fabrieks-motoren werden de Engelse machines zoals de Manx Norton, 7R AJS en Matchless G50 weer de ruggengraat van de klassen 350 en 500 cc in de eind 50'er en begin 60'er jaren.

Ofschoon Norton en AMC zich officieel terug hadden getrokken uit de GP's ging de ontwikkeling van productieracers gewoon door. Zo werden bij Norton de korteslag motoren ontwikkeld, en startte men bij Matchless in 1959 met de productie van de G50. De destijds ontwikkelde machines met een boring van 80mm (350cc) en 90mm (500cc) zijn heden ten dage nog steeds succesvol in het classic racen, zij het met toepassing van moderner en beter materiaal.
Rond die tijd kwam er ook een nieuwe lichting rijders uit de Commonwealth naar Europa. Onder hen namen als Gary Hocking (Rhodesië), Jim Redman (Rhodesië), Paddy Driver (Zuid-Afrika), Tom Phillis (Australië) en John Hempleman (Nieuw Zeeland). Naast de bekende Australische rijders werd het veld aangevuld met Britse rijders zoals Bob Anderson, Frank Perris, en Ierse rijders zoals Bob Matthews en Austin Carson. Helaas zijn door de vele valpartijen enkele van hen vroegtijdig om het leven gekomen, niet in de laatste plaats door het ontbreken van veiligheidsmaatregelen op verschillende circuits.
In 1959 was de meest succesvolle rijder Gary Hocking. Hij had dubbele overwinningen (350 & 500cc) in St. Wendel, Zandvoort, Gellerasloppet en op de Nürburgring.
Later dat jaar ging hij ook op MZ in de 125 en 250cc klasse rijden, waarmee hij Carlo Ubbiali op MV Agusta het leven zuur maakte.

Hij won met MZ de 250cc in Zweden en de niet voor de wereldtitel meetellende GP van Oost-Duitsland op de Sachsenring.

(Wordt vervolgd)
Hans Baartman
Naar boven - Terug naar vorige pagina - Home |